Verborgen sporen
Het Spoorboekje roept verrassende reacties op van mensen die ook een verhaal over hun familie in de Spoorhoek hebben. Reden voor een digitaal vervolg op deze website. Met foto's en informatie verzameld en beschreven door Jolanda Keesom. Reacties en aanvullingen over andere families zijn welkom!
Bakkerij Kusters, Hommelstraat 74, Arnhem
Bakkerij Kusters, jaren zeventig (foto: Paul Kusters)
Op Hommelstraat 74, vlakbij het spoorwegtalud, hebben van 1920 tot 1978 twee generaties bakkers met de naam Kusters gewerkt. De derde generatie groeide nog wel op boven de bakkerij, maar heeft de zaak niet voortgezet. Paul Kusters (1953) is de oudste van de acht kinderen van de laatste bakker, Johan Kusters. Hij kan smakelijk vertellen over het opgroeien tussen het spoor, de bakkerij en de Martinuskerk.
'Mijn grootvader, Theo Kusters, is in 1920 in de Hommelstraat terechtgekomen als compagnon van bakker Jansen. Die was in 1880 een bakkerij begonnen aan de Hommelstraat nadat het gemeentebestuur van Arnhem in 1870 had besloten de stad uit te breiden met de wijk Klarendal. De Hommelstraat was toen de enige toegangsweg naar deze nieuwe wijk, want de Oude Klarendalseweg was door de aanleg van de spoorlijn doorkruist. Bakker Jansen had een zoon en waarschijnlijk drie dochters. Omdat die dochters weinig vertrouwen hadden in hun broer als opvolger, gingen ze op zoek naar een andere bakker. Mijn grootvader kocht destijds in dienst van het Nederlandse leger eten in en had daardoor regelmatig contact met bakker Jansen. Zo ontstond bakkerij Jansen-Kusters. Mijn grootvader kwam oorspronkelijk uit Wijchen, waar zijn vader smid was. In 1920 trouwde hij met mijn oma, Nellie Bosman uit Nijmegen. Ze woonden boven de bakkerij, kregen acht kinderen en namen ook nog een nichtje in huis. Mijn opa was actief in de bakkersvakbond en organiseerde allerlei middenstandsactiviteiten. Door de gestage uitbreiding van Arnhem naar het Noorden deed de bakkerij goede zaken, ook al moesten zijn medewerkers met volle handkarren en bakfietsen daarvoor een flink eind omhoog, de heuvels van de Veluwe op.
Nieuwbouw
Aan de samenwerking met Jansen kwam in de loop van de jaren dertig een abrupt einde. 'Toen Jansen lid werd van de NSB verbrak mijn grootvader de samenwerking met hem en zette hij de bakkerij voort onder de naam Bakkerij Th. M. Kusters, later Bakkerij Kusters & Zn. Omdat hij Jansen moest uitkopen had hij geen geld om te investeren in de nieuwbouw rond de bakkerij waartoe de gemeente in die tijd besloot. Maar mijn grootvader had er alles voor over om niet meer verbonden te zijn met een NSB-er. Hij sloot daarom voor dertig jaar een huurcontract met de belegger.'
Halverwege de jaren dertig begon de sloop van de oude bebouwing tussen de Hommelstraat, de Oude Klarendalseweg en de Noord- en Zuidstraat, waar eind negentiende eeuw eenkamerwoningen waren neergezet. Paul Kusters hoorde van zijn oom Frits wat een ingewikkelde operatie dat was: 'Eerst werd achter de bestaande bakkerij tegen de spoordijk aan een nieuw bedrijfsgedeelte gebouwd. Vervolgens werd de oude bakkerij gesloopt en op die plaats een nieuwe winkel met woonhuis gebouwd. Tot slot werd het oude winkelpand gesloopt zodat de straat bij de Hommelsepoort verbreed werd. De bakkerij en wagenloods lagen nu middenin het nieuwe driehoekige blok aan de noordkant van de Oude Klarendalseweg waar ze op uitkwamen met een poortje.'
Naast de bakkerij, op Hommelstraat 74, heeft altijd een laag pandje gestaan van aardappelboer en later groenteboer Derksen. Dat paste net tussen het nieuwe blok en het spoorwegtalud.
Luchtfoto van de Spoorhoek, jaren vijftig, met aan de rechterkant aan het verbrede stuk van de Hommelstraat het driehoekige blok waarin bakkerij Kusters zat, met een poortje aan de Oude Klarendalseweg.
Oorlog
Van zijn vader en zijn oom Frits heeft Paul de verhalen gehoord over de evacuatie van Arnhem in september 1944. 'Ze zaten aan tafel voor het middageten toen de bommen op de Bloemstraat vielen. Net daarvoor hadden ze nog in de Martinuskerk aan de Steenstraat gezeten, maar waren ze naar huis gestuurd vanwege het luchtalarm. Vanuit de slaapkamer boven konden ze de parachutisten boven Oosterbeek zien landen. In de week daarna bood de kelder van de bakkerij, de meelzolder en de wagenloods een veilig onderdak aan buurtbewoners. Zij werden ook ingeschakeld om boord te bakken voor de buurt omdat er geen elektriciteit was en het deeg met de hand gekneed moest worden. Op straat liepen vluchtelingen uit de binnenstad en kinderen en ouderen die de gebouwen van de katholieke stichting Insula Dei moesten verlaten.'
Vanaf 23 september 1944 raakte de familie Kusters, zoals zoveel Arnhemse families, op drift. Ze verloren dochter Nellie aan de tyfus. Zoon Piet raakte als gevolg van die ziekte de rest van zijn leven gehandicapt. In het voorjaar van 1945 kwamen Theo en zijn zonen Frits en Johan als eersten terug om de bakkerij weer op te starten die de oorlog wonderwel had doorstaan. Alleen in de winkelpui zat een gat, maar de bakkerskar stond er nog. De Duitsers hadden tankwallen gelegd bij de spoorlijn achter de bakkerij om te verhinderen dat de stad vanuit het noorden bevrijd kon worden. Uiteindelijk lukte dat de geallieerden vanuit het zuiden. De gemeente vorderde de bakkerij voor de voedselvoorziening in de stad. Dag en nacht, in ploegendienst, bakten vader en zoons Kusters brood voor hun terugkerende stadsgenoten.
Bakkerij Kusters in 1945; rechts de gebarricadeerde Oude Klarendalseweg (Gelders Archief)
“Eet brood van Kusters”
Pauls vader Johan was de enige zoon die uiteindelijk in de bakkerij ging werken. Na zijn huwelijk met Thea Groot Antink, woonde hij met zijn groeiende gezin op Boulevard Heuvelink. In 1959 verhuisden zijn ouders naar de Apeldoornseweg en trokken Johan en zijn vrouw met hun vier kinderen in de woning boven de bakkerij in de Hommelstraat. Paul was toen zes jaar en keek zijn ogen uit in de bakkerij. 'Achter de winkel was een speciale kamer voor het personeel met een glas-in-loodraampje in de muur naar de winkel met de tekst “Eet brood van Kusters”. Zo konden ze in de gaten houden wat er in de winkel gebeurde. Dat was vooral handig toen er later een zelfbedieningsafdeling kwam.'
Op de begane grond achter de winkel waren toen nog twee bakkerijen: een voor brood, koek en beschuit waarover zijn vader de leiding had, en een voor gebak, waar de deftige meneer Rein Burgers, patissier, de scepter zwaaide. De bakkerij leverde veel aan hotels, vooral brood en petitfours.
Tussen de winkel en de broodbakkerij lagen een opslagzolder voor meel en een wagenloods met een uitgang via een poortje naar de Oude Klarendalseweg. 'Het was daar de hele dag een komen en gaan van bakfietsen die door de hele stad bestellingen rond brachten. Ik ging regelmatig mee, het liefst op het spatbord van de enige motorbakfiets die we hadden. Levensgevaarlijk natuurlijk, maar daar maakte toen niemand zich druk om.'
Uitgang van de garage van de bakkerij aan de Oude Klarendalseweg met medewerker Mathieu Broekhuizen (foto: Paul Kusters)
Spookhuis
De kinderen Kusters konden op allerlei manieren ontsnappen aan het toezicht van volwassenen. 'Behalve via de winkel konden we ook weg via de garage(loods) en het poortje. Dan gingen we bijvoorbeeld rolschaatsen op de Hommelstraat waar toen net (voor het eerst) asfalt lag. Het autoverkeer was toen ook nog niet zo druk. Maar een van mijn broers vond het toch een keer nodig om het verkeer tegen te houden. Hij was toen een jaar of zes en ging midden op de Oude Klarendalseweg zitten en riep tegen auto's “Jullie mogen hier niet door”. Dat is gelukkig goed afgelopen.' De kinderen Kusters speelden ook vaak verstoppertje in de bakkerij als daar de bovenlichten waren afgedekt met luiken en het binnen pikkedonker was. Bovendien waren er ook nog twee opslagkelders waar ze op avontuur konden.
'Ons huis was een soort spookhuis', vertelt Paul. 'Mijn slaapkamer was op de tweede verdieping en als ik 's nachts naar de wc moest sloop ik altijd helemaal naar beneden om mijn ouders niet wakker te maken. Op een nacht ging tot twee keer toe het licht aan zonder dat ik dat zelf gedaan had. Ik begreep er niets van, maar vond het wel eng. Iedereen sliep en alles was dicht, dus het waren geen inbrekers. Totdat ik ontdekte dat het licht aanging als er een trein langs kwam. Kennelijk werd er door de trillingen contact gemaakt in de lichtschakelaar. Doordat we aan de spoorlijn woonden, was ik zo gewend aan het geluid van de treinen dat ik ze niet meer hoorde en duurde het even voordat ik het verband met de knipperende lamp legde.'
Medewerker Mathieu Broekhuizen communiceert vanuit de banketbakkerij met de winkel (foto: Paul Kusters)
Zaterdagmiddag
Na schooltijd zat Paul bij de Charles de Foucaultgroep, een scoutinggroep die een oude boerderij langs het spoor achter de Velperweg mocht gebruiken. 'Op een gegeven moment werd die boerderij gesloopt en kwam de hele groep op zaterdagmiddag bij elkaar in de bakkerij waar het werk dan klaar was. Dan hadden we er dus een soort clubhuis.'
De zaterdag was toch al een bijzondere dag. 'Als het druk was geweest, gingen we met pannen naar de Chinees aan de overkant om eten te halen.'
Paul wist ook dat een buurvrouw regelmatig in het geheim op zaterdagmiddag gebruikmaakte van de grote weegschaal in de bakkerij. 'Waarom ze dat deed weet ik niet, maar ze was dik en misschien had ze zelf geen weegschaal. Soms plaagde ik haar door stiekem achter haar mijn voet op de weegschaal te zetten.'
Veel heftiger ging het er aan toe als er ruzie was met andere kinderen uit de buurt die een soort bende vormden. 'Samen met Herman en Joop Noordman van de Oude Klarendalseweg hadden we dan aanvaringen met kinderen uit de Bloemstraat en omgeving. We hebben zelfs de poort wel eens gebarricadeerd om hen tegen te houden. De opa en vader van Herman en Joop hadden een wagenmakerij en timmerwerkplaats aan de Oude Klarendalseweg. Daar haalden we dan stokken om ons te verdedigen.'
Bakkerij met stenen oven. Op de tafel ligt een plaat met appelcarrés die nog gebakken moeten worden. Links onder de klok staat de weegschaal. (foto: Paul Kusters)
Vakantie met pastoor
Ook als misdienaar in de Martinuskerk maakte Paul van alles mee. 'Het leukste waren begrafenissen want dan kregen we na afloop van de uitvaartsmis een glaasje ranja voordat we naar Moscowa gingen voor de ter aarde bestelling. Op de begraafplaats werkten twee kerels die ons expres altijd een mop vertelden vlak voordat we voor de ceremonie naar binnen moesten.' De pastoor en kapelaans van de Martinusparochie woonden in die tijd in nieuwe appartementen aan de Van Muijlwijkstraat. Zij kregen halverwege de jaren zestig gezelschap van een aantal missionarissen van het Heilig Hart die in de missie hadden gewerkt. 'In die tijd waren de Spoorhoek en Klarendal ineens missiegebied', herinnert Paul zich. Zijn vader was actief in de kerk, samen met de katholieke families Winters, Van Maanen en Bekker die ook in de Hommelstraat woonden. De kerk organiseerde allerlei activiteiten voor kinderen en jongeren. Paul mocht rond zijn twaalfde jaar zelfs een keer met twee andere jongens met de pastoor mee op vakantie. 'Pastoor Kouw was een ontzettend leuke man. Hij ging in de zomervakantie een weekje naar familie in Sint Pancras bij Alkmaar en wij mochten mee. Helaas was de pastoor niet meer gewend aan zonnen. Na een dagje aan het strand was hij zo ernstig verbrand dat hij naar het ziekenhuis moest en weken ziek is geweest. Toen zijn wij er zelf maar op uitgetrokken.'
Voor vader Kusters schoot de zomervakantie er meestal bij in. 'Wij gingen dan met moeder naar Beekbergen terwijl pa aan het werk was. Later is er wel een soort vakantieregeling met bakker Winters en bakker Van Groningen in de Schrassertstraat gekomen, waardoor ze zomers om de beurt gesloten waren.'
Johan Kusters in actie: zwaar werk….Johan. (foto: Paul Kusters)
Geen opvolger
Na de Walburgschool ging Paul naar het Katholiek Gelders Lyceum aan de Velperweg. Na een jaar op de HTS volgde hij de opleiding Biochemie in Oss. Uiteindelijk kwam hij in de ICT terecht zoals hij altijd al wilde. Het stond altijd min of meer vast dat hij zijn vader niet zou opvolgen. 'Mijn ouders hebben ons van jongs af aan duidelijk gemaakt dat het bakkersberoep erg zwaar is. Ze hebben ons afgeraden ook in de zaak te gaan werken. Natuurlijk hebben we als kinderen wel allemaal meegeholpen. Een broer heeft lang overwogen om bakker te worden, maar er uiteindelijk niet voor gekozen. Vanwege zijn gezondheid – hij had een sporthart - heeft mijn vader in 1978 besloten de bakkerij te verkopen aan Gerritsen uit Wijchen.' Na de verkoop werd het complex in stukken verdeeld en werden de loodsen verhuurd voor een andere bestemming. Vader Kusters heeft daarna nog jaren als suppoost en kassier in het Openluchtmuseum gewerkt, zoals gebruikelijk was in die tijd bij zelfstandigen die voor hun vijfenzestigste moesten stoppen met werken. 's Winters kreeg hij dan een uitkering. 'In het Openluchtmuseum heeft mijn vader nog zijn eigen registratiesysteem ingevoerd dat gebaseerd was op de relatie tussen het weer en de omzet. Daarmee was hij al in de bakkerij begonnen om te bepalen hoeveel brood hij moest bakken. Dat systeem bleek ook handig om de bezoekersstromen van het Openluchtmuseum te voorspellen,' weet Paul. Zijn vader overleed in 1990, zijn moeder in 2014. Bij het opruimen van hun huis is Paul nog veel herinneringen aan de bakkerij tegengekomen, waaronder de volle prijzenkast van zijn opa en vader die hij aan het Bakkersmuseum wil schenken.