Op de avond van 26 juni 1905 was het om acht uur nog altijd goed toeven op het terras van het Zandvoortse café-restaurant Germania. De bezoekers, die uitzicht hadden op het strand en de Noordzee, zagen op zo’n kilometer uit de kust een onbekend zeedier met hoge snelheid in noordelijke richting gaan. Het zichtbare deel van het dier schatten zij op ongeveer vijftien meter lengte. De waarneming duurde drie minuten. Daarna verdween het uit het zicht, de klanten van Germania in verbazing achterlatend.
Wat voor een dier, dat aan een zeehond of zeeleeuw deed denken, maar waar het veel te groot voor was geweest, hadden zij gezien? Het voorval, dat onopgehelderd bleef, dook op in het Nieuws van den Dag. Langs die weg moet het onder de aandacht zijn gekomen van Anthonie Oudemans. Deze biologiedocent aan de Arnhemse HBS zat eind juni nog tot over zijn oren in het schoolwerk. Pas toen op 10 juli zijn vakantie begon, kon hij met zijn naspeuringen beginnen.
Maar dat viel nog niet mee, schrijft Oudemans in Het Nederlandsche Zeewezen van januari 1906. Zijn brieven aan de getuigen bleven onbeantwoord. Als hij wel antwoord kreeg, duurde dat weken. Toen hij de getuigen wilde bezoeken, waren die juist de stad uit. En hij had te kampen met ‘vooroordelen’.
Maar nu, ruim een half jaar na de waarneming van het geheimzinnige zeedier voor de kust van Zandvoort, was Oudemans tot zijn conclusie gekomen. Volgens de Arnhemse bioloog hadden de terrasbezoekers van Germania een grote zeeslang gezien. ‘Een exemplaar van de diersoort die voor de wetenschap onbekend is gebleven, om de eenvoudige reden dat er nog niet de minste moeite gedaan is om een exemplaar te fotograferen, of om het machtig te worden.’
Oudemans’ oordeel, dat de klanten van Germania een zeeslang hadden gezien, kon niet iedereen overtuigen. Eind negentiende, begin twintigste eeuw golden zeeslangen, net als eenhoorns, zeemeerminnen en weerwolven, als een onderwerp dat steevast opdook in komkommertijd. Journalisten deden er lacherig over, de meeste wetenschappers beschouwden het als een onderwerp dat thuishoorde in de afdeling bijgeloof en mythologie. Oudemans, een gepromoveerde bioloog die het onderwerp wel serieus nam, moet zich daarvan bewust zijn geweest. Anders dan veel van zijn vakgenoten, die het bestaan van zeeslangen afdeden als onzin, maar niets over het onderwerp afwisten, gold Oudemans als dé expert op dit gebied. Hij was en ís nog altijd de enige Nederlandse bioloog die er een dikke studie over publiceerde.
De grote Zeeslang
In 1892 verscheen zijn bijna zeshonderd pagina’s tellende The Great Sea Serpent. Het in het Engels geschreven boek verscheen zowel bij de Leidse uitgever E.J. Brill als bij Luzac & Co in Londen. In zijn boek poneerde Oudemans het bestaan van een tot wel zestig meter lang zeewezen dat hij met de Latijnse naam Megophias megophias doopte. Het beest vertoont gelijkenis met de prehistorische Plesiosaurus, een geslacht van zeereptielen uit het vroeg-Jura, de bloeiperiode van de dinosauriërs, zo’n tweehonderd tot honderdvijfenveertig miljoen jaar geleden. Maar het dier dat Oudemans op het spoor was gekomen door het bestuderen van 187 ooggetuigenverslagen, de eerste uit 1555, de laatste uit 1890, was volgens hem geen reptiel maar een zoogdier. En het zwom eind negentiende, begin twintigste eeuw nog altijd ergens rond, zoals de terrasbezoekers van Germania hadden ondervonden.
Spijkerkwartier
Anthonie Cornelis Oudemans, telg uit een familie van geleerden en wetenschappers, werd op 12 november 1858 geboren in Batavia (het huidige Jakarta) in Nederlands-Indië. Op tienjarige leeftijd werd hij naar Nederland gestuurd, waar het onderwijs beter was. Zo kwam hij terecht bij zijn Arnhemse grootvader Anthonie Cornelis Oudemans (1798-1874), naar wie hij vernoemd was. In de Gelderse hoofdstad doorliep Anthonie de lagere school en aansluitend, vanaf 1871, de pas geopende Hogere Burgerschool (HBS) aan het Willemsplein. In 1875 verhuisde hij naar Utrecht om plant- en dierkunde studeren.
Via Den Haag, waar hij directeur van de dierentuin was en Sneek, waar hij biologieles gaf, keerde Oudemans in 1896 terug naar Arnhem. Jarenlang woonde hij aan de Boulevard (nog zonder Heuvelink) 85. Op dat adres moet hij honderden uren door zijn microscoop hebben getuurd naar mijten, vlooien en platwormen. Daar had hij ook zijn indrukwekkende mijtenverzameling, duizenden exemplaren met aantekeningen, die hij net voor zijn overlijden in 1943 over deed aan het Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie te Leiden, het huidige Naturalis.
Niet alleen woonde Oudemans in het Spijkerkwartier, hij werkte er ook. Tot aan zijn pensionering in 1923 was hij biologiedocent aan de HBS in de Schoolstraat. Hij was geliefd bij zijn leerlingen om zijn milde houding, de vele excursies die hij organiseerde en het weinige huiswerk dat hij opgaf. Eén van zijn leerlingen daar was M.C. Escher, de latere wereldberoemde graficus, die in verschillende van zijn werken verwijst naar de HBS en zijn biologiedocent Oudemans.
Vertaling
Terwijl Oudemans’ boek over zeeslangen in Nederland in de vergetelheid raakte, beleefde het in de Verenigde Staten talloze herdrukken. In Nederland bleef het bij de eerste uitgave. De Engelstalige editie uit 1892 is nog slechts antiquarisch te verkrijgen. De grote Zeeslang, zojuist verschenen bij Uitgeverij Parkstraat, is de eerste Nederlandse vertaling van het boek van Oudemans. Meer informatie over Antonie Oudemans en De grote Zeeslang is te vinden bij Uitgeverij Parkstraat.