Volle huizen, lege letters
Demografische ontwikkeling van de Spijkerbuurt
In een wijk wonen mensen. Een wijk is om allerlei redenen gebaat bij een redelijk 'normale' leeftijdsopbouw waarin alle leeftijdsgroepen min of meer evenredig verdeeld zijn.
In een vorig artikel schreef ik over de groei van het aantal inwoners in onze Spijkerbuurt. Deze bleek de afgelopen 15 jaar bijna 30 % te bedragen. Het aantal inwoners van de Spijkerbuurt steeg van 2524 in 2001 tot 3225 in 2016. Ik heb het hier alleen over de buurt 'Spijkerbuurt', ons wijkje dat vroeger Spijkerkwartier heette. Deze naam is vanwege mij onbekende motieven nu in gebruik om de wijk bestaande uit spijkerbuurt, de boulevardwijk en hommelstraat aan te duiden. Ik verzin dat niet, ik baseer me op de website van de gemeente Arnhem, Arnhem in cijfers., maar dit terzijde.
Een volgend opvallend aspect wat ik tegenkwam op de website van de gemeente 'arnhem.incijfers.nl' is de ontwikkeling in de bevolkingsopbouw per leeftijd. Nederland 'vergrijsd', er komen steeds meer ouderen ten opzichte van het aantal jongeren. De babyboomers worden oud. Over een jaar of 40 is het 'probleem van de vergrijzing' vanzelf opgelost, geen zaak om je zorgen over te maken. Maar slaat de vergrijzing ook in de spijkerbuurt toe? Hebben wij ook een overschot aan personen van 55 jaar en ouder?
Nou nee, wij hoeven ons niet druk te maken om ons pensioen. In de spijkerbuurt is de ontwikkeling juist andersom, de buurt verjongd. We hebben nogal wat jongeren in onze wijk en het worden er steeds meer. In 2001 was het percentage 18 tot 27 jarigen 38 %. In 2016 is dit gestegen naar bijna 45 % (Arnhem 2016, 16,7 %).

Niet minder dan 65 % van de eerder geconstateerde bevolkingstoename in de afgelopen 15 jaar is toe te schrijven aan de 18-27 jarigen. Van de 701 extra bewoners in de periode 2001- 2016 waren er 457 van deze leeftijdscategorie. Dat is een flinke basisschool of 8 volle touringcars. Van deze groep jongeren waren er 298 tussen de 18 en 23 jaar oud.
Laten we er voor het plezier vanuit gaan dat deze laatste 18 tot 23 jarigen allemaal studenten zijn, of in ieder geval mensen die kamers huren. Een tweede aanname is dat een gemiddeld 'studentenhuis in ons buurtje 8 verhuurde kamers heeft. Er zijn huizen met meer kamers, maar ook met minder. 8 Kamers per huis dus. 298 Kamerbewoners erbij de laatste 15 jaar betekend een toename van 37 studentenhuizen vol met studenten.
We hadden in 2001 380 bewoners van 18-23 jaar. Toen hadden we volgens mijn 'uit je duim zuig methode' 48 studentenhuizen en was het al best vol. In het geldende bestemmingsplan, uit 2008, staat geschreven, en ik citeer: 'dat er door bewoners overlast wordt ervaren van studenten/kamer-bewoners vanwege hun onaangepaste woon en leefstijl en de wijze waarop zij omgaan met hun woonomgeving'. In 2008 waren er 568 jongeren van 18-23 jaar, 71 studentenhuizen volgens mijn berekening.
Iets verder staat er in het bestemmingsplan; 'Om bovengenoemde redenen beoogt het bestemmingsplan geen verdere uitbreiding van het aantal kamerverhuurbedrijven met gebruiksvergunning en is het maximum van 150 dat is genoemd in het geldende bestemmingsplan vastgehouden'.
Het bestemmingsplan geld voor de hele wijk spijkerkwartier, en niet alleen voor de spijkerbuurt. Voor de hele wijk gelden andere cijfers voor de bevolkingsopbouw.
Het daadwerkelijke aantal per kamer verhuurde panden in onze Spijkerbuurt in 2008 is mij niet bekend. Waar het getal van 150 kamerverhuur bedrijven vandaan komt is onduidelijk. Of een kamerverhuurbedrijf meerdere huizen kan beheren, en of een peeskamerverhuurbedrijf ook onder deze 150 bedrijven vallen weet ik niet. Wel lees ik in het 'Visiedocument openbare ruimte Boulevardkwartier en Spijkerbuurt' (versie februari 2016, pagina 31) dat er op dit moment alleen al in onze Spijkerbuurt volgens de opstellers 188 'huizen met kamerbewoning' geteld zijn.
Het maakt niet uit. Het mooiste is dat het getal er namelijk helemaal niet toe doet. Al noemde de gemeente in het bestemmingsplan het getal 2 of 2000 of … vul maar in. De gemeente heeft namelijk geen juridische maatregelen genomen om op welke wijze dan ook het aantal kamerverhuurbedrijven te beteugelen. Niet in het bestemmingsplan, niet in de achtereenvolgende huisvestingsnota's, niet in de algemeen plaatselijke verordening (APV), nergens. Het zijn Lege Letters. Uit de cijfers blijkt trouwens nergens stabilisatie van de hier geconstateerde scheefgroei. De ontwikkeling gaat gewoon door.
De 'overige bewoners' zoals ze genoemd worden in het bestemmingsplan zijn in delen van de buurt inmiddels een echte minderheid geworden. Het woord 'overige' kunnen we in deze zin dus wel letterlijk nemen; de 'overgebleven bewoners', het 'restje'. Die 'overige bewoners' zijn die mensen die de gemiddelde mutatiegraad omhoog tillen, allemaal houden ze van hun huis en hun buurt. En ze willen er niet weg denk ik, of ze zitten er vast.
Wat het gevolg is van het feit dat de vaste bewoners een steeds kleinere minderheid worden weet ik niet. Onze stem wordt niet gehoord. De studenten zeggen 's avonds als we klagen 'deze wijk is van ons. Jullie horen hier niet', en 'als je last van ons hebt ga maar verhuizen'. 'We huren deze kamers en betalen daarmee voor het recht van de tuinen gebruik te maken', en 'wij hebben nergens last van', zonder zich te realiseren dat ze in een woonwijk, een samenleving, wonen waar rekening gehouden dient te worden met elkaar. We leven in een getto, veel mensen van een bepaalde categorie bij elkaar in een wijkje. Klagen over overlast bij de gemeente kan niet, je krijgt als antwoord “overlast is openbare ordeverstoring en hoort thuis bij de politie” terwijl je duidelijk hebt aangegeven dat de overlast structureel is. Deze overlast is een demografisch probleem, echt een zaak van de gemeente.
In de onlangs door de gemeente gepubliceerde structuurvisie 2020-2040 is te lezen 'Als streefbeeld geldt verder dat grote wijken een gedifferentieerd beeld laten zien aan (duurzame) woningbouw. De wijk biedt kwalitatief goede huisvesting aan bewoners in verschillende levensfasen, met verschillende woonwensen en met verschillende inkomens. Nieuwe en gerenoveerde woningen in de wijken sluiten aan bij de behoefte in de wijk. (H 2.8.2, 4e alinea, pg 58). Ik ga hier verder niet op in.
De kamer-bewonende jongeren hebben een ander ritme dan de meeste andere bewoners. Ook lijkt normbesef, en verantwoordelijkheidsgevoel voor de directe leefomgeving weinig aanwezig. Ze verbranden geen droog hout maar geplastificeerd spaanplaat, want 'daar zit toch hout in!' Ze gooien hun vuilniszakken niet in de afvalcontainer, ernaast gaat veel sneller en 'het wordt toch opgeruimd!'. Ze realiseren zich niet hoe veel herrie ze maken 's avonds en 's nachts. En een feestje kan toch best, zeker. 8 Bewoners per huis, 8 verjaardagsfeestjes per huis; 6 huizen heeft als gevolg 'elk weekeind feest!' Onze achtertuinen met die 'mooie tuindoorzichten' zijn regelrechte klankkasten. De smalle straten met verticale gevels trouwens ook. Je moet hier rekening houden met elkaar, anders is het al heel snel onleefbaar.
Het beschermd stadsgezicht kan alleen maar ontwikkeld worden in de gewenste richting door de bewoners of eigenaren van de huizen. De gemeente geeft dit in het bestemmingsplan aan. Het beschermd stadsgezicht is voor de gemeente budgetneutraal. Je kan je afvragen of eigenaren van 'beleggings-onroerend goed' en studentenhuizen waarbij rendement het belangrijkste argument is willen investeren in dit stadsgezicht. Bewoners met een gevoel van 'binding met de buurt' zijn volgens mij belangrijk voor het goed functioneren van deze kleine samenleving in dit onbeschermde stadsgezicht.
Maar de demografische en sociale draagkracht, en het incasseringsvermogen van delen van de wijk raakt op.
Hoe nu verder? Ik weet het niet, ik heb geen oplossing, ik constateer.
Martijn Aarts