De avonturen van Spijkertje en Spoor 1
Een feuilleton door Ton Verbeeten
Koningsdag
Nee, voor Spijkertje was het geen feestdag. En toch had ze 's morgen opgetogen haar lippen gestift en een oranje bolletje op haar neus gezet. Haar o zo spichtige gezichtje leek zowaar voller. Met twinkelende ogen stapte ze bij Spoor achterop zijn rode scooter.
Twinkelen deden haar ogen altijd. Nu was het alsof er een extra schittering in haar blik lag. Met kleine klopjes op zijn brede rug vuurde ze Spoor aan tot grote snelheid.
'Vliegen, Spoor! Hoog in de lucht zien we meer.'
Spoor schudde lachend zijn hoofd. Dat zag Spijkertje natuurlijk niet. Ze bleef aandringen:
'Kom op, Spoor, hoe hoger hoe leuker!'
Spoor wist dat Spijkertje iets met vliegen had. Zoals ze liep leek het al of haar voeten de grond niet raakten. Ze zweefde door de buurt, door de stad.
O, hoe gek was hij op dat beeld.
'Daar gaan we dan, Spijkertje!'
Spoor maakte een wheely. Spijkertje kon nog net haar evenwicht bewaren.
'Niet achterover, Spoor, omhoog.'
Gierend van de lach reden ze verder, de binnenstad in. Het leven was een feest, een koningsdagfeest.
Voor Café Verheyden stond een menigte luidkeels het Gelders volkslied te zingen.
'Daar is onze Vale ouwe,' piepte Spijkertje.
Ze porde Spoor in zijn buik.
'Jij bent mijn Vale ouwe,' gierde ze.
Spoor bromde goedmoedig. Alles wat Spijkertje tegen hem zij vond hij geweldig.
'Jij bent mijn kostlijk deel!' zei hij zo lief als hij kon.
De mensen rondom het tweetal schrokken van zijn donkere stem.
'Ja hoor,' sprankelde Spijkertje. 'Met plezier.'
De stemming zat er goed in tijdens de aubade. Iedereen zong luid en schaamteloos vals Piet Hein zijn naam is klein en Ik hou van Holland. Na het Wilhelmus riep een vreemde oude man met een zwarte hoed op zijn kop zo hard als hij kon 'Leve de republiek!' Daar moest Spijkertje wel even om lachen. Spoor vond het maar niks:
'Moet ie morgen maar roepen,' sneerde hij.